Wanneer iemand langdurig intensieve zorg thuis of in een zorginstelling nodig heeft, bepaalt de WLZ (de Wet Langdurige Zorg) hoe hoog de eigen bijdrage is die de cliënt of patiënt moet betalen. Voor 2015 was dit geregeld in de AWBZ (de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Bij de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage wordt onder andere gekeken naar het vermogen.

In veel gevallen gaan mensen naar een verzorgingstehuis wanneer de partner overlijdt. Omdat veel mensen langstlevende-testamenten hebben gemaakt, blijft het vermogen bij de langstlevende echtgenoot. De eventuele kinderen krijgen vaak wel een vordering op de langstlevende ouder, maar die wordt pas opeisbaar als ook die laatste ouder overlijdt.

In een voorbeeld:
Een echtpaar heeft twee kinderen en is in gemeenschap van goederen gehuwd. Het vermogen is samen € 300.000,–. Als de eerste echtgenoot overlijdt, is de nalatenschap € 150.000,–. Op grond van de wet blijft alles bij de langstlevende echtgenoot en krijgen de kinderen ieder een vordering van € 50.000,–, die in principe pas opeisbaar is bij het overlijden van de langstlevende ouder.

Als de langstlevende ouder naar een verzorgingstehuis gaat, wordt de woning vaak verkocht en gaat het uitgavenpatroon omlaag. Er komt dus geld beschikbaar. De langstlevende ouder zal door de opname in het verzorgingstehuis een eigen bijdrage moeten betalen. Voor de berekening van de eigen bijdrage wordt gekeken naar het totale vermogen van € 300.000,00. Jammer, want de kinderen kunnen dit geld vaak goed gebruiken voor bijvoorbeeld het aflossen van hun hypothecaire geldlening of de aankoop van een woning.

Hier biedt de WLZ-clausule uitkomst. Dit is een bepaling die in het testament kan worden opgenomen. Daarin staat dat de vordering van de kinderen ook opeisbaar is als de langstlevende echtgenoot wordt opgenomen in een verzorgingstehuis.

Als in het voorbeeld de WLZ-clausule is opgenomen en de langstlevende ouder wordt opgenomen in een verzorgingstehuis, dan betaalt deze ouder een eigen bijdrage over een vermogen van € 200.000,– in plaats van € 300.000,00. Immers, de vorderingen van de kinderen, ieder € 50.000,–, zijn/worden uitgekeerd.

Wilt u weten of het in uw situatie verstandig is een WLZ-clausule op te stellen? Wij adviseren u graag!